Omdat logeer- en woonfaciliteiten voor mensen met zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen ( ) niet toereikend zijn, hield het een enquête over dit onderwerp. Maar liefst 71 procent van de ouders wiens kind nu niet logeert (48 procent), geeft aan dat die wens er wel is. Wat ouders onder meer tegenhoudt, is een gebrek aan logeeraanbod en zorgverleners die dit kunnen begeleiden. Van de ouders wiens kind nog thuis woont, denkt 47 procent na over een woonvoorziening buitenshuis.
Mensen met ZEVMB hebben 24 uur per dag zorg nodig. Vaak is er geen dag- en nachtritme, wat de zorg voor ouders en naasten erg zwaar maakt. Gemiddeld zijn zij meer dan tien uur met administratie bezig en elk gezin heeft te maken met circa vijftig instanties om een leefbare situatie te creëren. Uit onze enquête blijkt dat 90 procent van de mensen met ZEVMB thuis woont. Deels omdat het aantal woonvoorzieningen beperkt is. Uit onze enquête blijkt ook dat het grootste deel van de ouders van een ZEVMB-kind (70 procent) de wens heeft dat hun ZEVMB-kind van zestien jaar en ouder in een instelling gaat wonen.
Tijd voor jezelf
De mogelijkheid om te kunnen logeren is voor ouders, gezinnen en naasten erg belangrijk. Voor hen betekent dit dat ze even niet hoeven te zorgen, aandacht kunnen besteden aan elkaar en aan andere kinderen binnen het gezin. Van de naasten die ons onderzoek invulden, geeft 47,5 procent aan dat zij gebruik willen maken van een logeervoorziening omdat hen dit helpt om de zorg vol te houden. Andere reden om te logeren zijn onder meer: “Het geeft tijd voor mijzelf” en “Het geeft tijd voor mijn naasten".